dinsdag 30 oktober 2012

Vaders



Je hebt biologische vaders, praktische naar-school-breng-vaders en vaders die je geestelijke vaders zou kunnen noemen: schrijvers die mede de zorg voor je intellectuele ontwikkeling op zich namen. De dood van sommige schrijvers zoals Reve, Wolkers, Lucebert (sinds gisteren is daar nu Bernlef bijgekomen), heeft me daarom wel lichtjes geshockeerd, niet zozeer emotioneel maar omdat ze vanwege hun onderbroken levens een tijdslijn onderbraken in mijn eigen leven. Harry Mulisch hoort daar bij, op zijn manier. Vandaag precies twee jaar geleden overleed de schrijver. Hij was de laatste van het machtige hoopje - de eeuwige drie-eenheid Hermans-Reve-Mulisch – om heen te gaan en ter gelegenheid van zijn overlijden kwamen deze week twee dagboeken uit. Het eerste is de uitgave ‘De tijd zelf’ met als kern 22 pagina’s die de opzet vormen van een verhaal en dat verder grotendeels bestaat uit kladjes, schetsen en commentaar daaromheen. Het tweede heet ‘Logboek’ en bevat de aantekeningen die Mulisch bijhield ten tijde van het schrijven aan De ontdekking van de hemel. Ik heb niet bijster veel met zijn vermeende magnum opus De ontdekking van de hemel, of de internationale bestseller De aanslag, maar des te meer met Het stenen bruidsbed, De pupil, en Voer voor psychologen.
Van Mulisch’ begrafenis, die in zijn geheel op televisie werd uitgezonden, is me vooral het regelmatige plokgeluid bijgebleven, iedere keer als een handvol zand van de rouwenden –zijn dochters, Conny Palmen, Marcel van Dam en nog veel anderen - diep in de grond de kist raakte. Het was ook bij dat televisieverslag van de begrafenis dat ik zag dat Harry Mulisch in precies dezelfde kist begraven werd waarin mijn vader enkele dagen daarvoor begraven was: model Eco 2A. In de klapper met kleurenfoto’s van het uitvaartbedrijf wordt model Eco 2A omschreven als ‘een eenvoudige kist van onbehandeld ruw grenenhout met dito grepen’. Een pompeuze aankleding zou in het geval van mijn vader ook een absurditeit en een aanfluiting zijn geweest. Hij was een man zonder franjes en de kist was geheel overeenkomstig zijn stijl van leven: uiterst eenvoudig. In het geval van Mulisch zou je model Eco 2A een laatste beroep op de bescheidenheid kunnen noemen. Op mijn vaders begrafenisplechtigheid, gehouden op een zonnige dag, is hij door mij omschreven als een man van weinig woorden. Had ik een elegie aan Mulisch’ graf voorgelezen dan had ik Mulisch een man van veel woorden kunnen noemen. Hij schreef ze niet voor mijn vader die, voor zover ik weet, in zijn leven niet één boek las.
Mulisch overleed op 30 oktober 2010 rond acht uur 's avonds op 83-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Getuige het dagboek waaraan hij werkte had hij nog plannen. Had de kanker hem niet gedwarsboomd dan had hij misschien nog een groot of klein werk tot stand kunnen brengen. Ook daar kon de tegenstelling niet groter zijn; mijn vader stierf omdat hij geen plannen meer had, behalve het plan om te sterven. Nu ze beiden dood zijn zijn de meeste van die tegenstellingen opgelost zou ik denken, of onbelangrijk geworden. De dood is de grote gelijkmaker. Dat is het aardige van moeder natuur: ze bouwt met dezelfde stukjes lego soms eenvoudige huisjes, soms imposante kathedralen, maar uiteindelijk worden we allemaal weer in dezelfde doos opgeborgen. Tot er morgen weer iets nieuws gebouwd moet worden. Misschien dat ergens in de speelkamer van moeder natuur mijn vader en Harry Mulisch bij elkaar zullen komen om samen een groot of een klein werk tot stand te brengen.

dinsdag 23 oktober 2012

Een door de wind voortgedreven god



Van alle dichters die je leest is er één waarbij je je afweer laat zakken, één die je steeds opnieuw ter hand neemt om met gesloten ogen te herlezen. Niet omdat hij het best bij ons past, want we hebben tenslotte al die honderden of duizenden andere dichters niet gelezen. We kiezen hem zoals we een geliefde kiezen: omdat hij ons zijn aandacht schenkt en zijn oog liet vallen op ons binnenste. We hebben allemaal een dichter nodig die ons begrijpt.
Dichters zijn het gewoon om verbanden te zoeken en betekenis te geven aan dingen die - schijnbaar- zonder betekenis zijn. Maar wat nu als de natuur zélf aan het dichten slaat? Wat als de natuur haar zwijgen opheft en ineens de taal van de poëzie gaat spreken? Een paar jaar geleden liep ik door een bos. Ergens aan de rand ervan kwam ik ineens voor een grijs, rechthoekig monument te staan. Het was opgericht ter nagedachtenis aan drie Engelse piloten die op die plek in de oorlog waren neergestort en omgekomen. Boven de tekst was een vredesduif afgebeeldt met een olijftak in de bek. Onder de namen van de bemanning waren de wings weergegeven, het vleugelvormig militair insigne van de Royal Air Force. Na de tekst op de steen te hebben bestudeerd wilde ik doorlopen, maar al na enkele meters werd mijn oog getroffen door iets dat bewoog op de grond. Tussen de dorre bladeren lag een duif, verschrikt en onmachtig zich te bewegen, met wijd gespreide vleugels, de bek hevig bebloedt. Een luchtmachtgrijze duif, met op de vleugels een stel witte strepen als insignes. Het dier was pal naast het monument neergestort, misschien wel ertegenaan gevlogen. Alles schreeuwde er met zo’n kracht om om met elkaar in verband gebracht te worden dat het me duizelde. En nog steeds als ik eraan denk. Misschien was dit een voorbeeld van wat Oscar Wilde in zijn essay The Decay of Lying bedoelde toen hij schreef ‘Life imitates Art far more than Art imitates Life’, maar of we blij moeten zijn met de natuur die de dichter zijn werk uit handen neemt is maar de vraag.
Veel dichters maken er hun werk van de natuur te duiden, zeker als je tot de natuur ook de menselijke natuur rekent. Zo’n dichter is zeker Tomas Tranströmer, de voorlaatste winnaar van de Nobelprijs voor literatuur. Hij is een van mijn long time favorites. Ik houd zeer van zijn stem. Tranströmer is een natuurdichter, zeker. Maar ook een door de wind voortgedreven god die ergens tussen leven en dood in verwijlt. Troostrijk en smartelijk is het vanwaar hij zijn gedichten schrijft. Droomzuchtig tuimel je met hem door steden en bossen, dwars door de geschiedenis van het leven én het sterven der dingen, want Tranströmer begrijpt: het leven vieren kan niet zonder de dood erbij uit te nodigen.

Op een zijspoor een lege treinwagon.
Stil. Heraldisch.
Met de reizen in zijn klauwen.

Dode dingen tot leven wekken, zoals hier een lege treinwagon. Aan ze schudden tot ze voorzichtig oogknipperend wakker worden en - heel even - bezield raken. Ik ken genoeg andere dichters die gul of vol gulzigheid het leven beschrijven. Smakelijke dichters. Maar ze maken vooral leven om de dood te verjagen. Tranströmer houdt zich liever op tussen de spleten en kieren van het leven dan in het volle zonlicht en tussen het gekrakeel van de anderen. Tranströmer lezen is meedrijven op de adem van de dood, die magnifieke, al-begrijpende moeder. Het is diep inademen, jezelf krachtig afzetten en je vervolgens in een Zweeds woud of ergens in een baai op de Lofoten terugvinden. Je staat er op een klein kerkhof, met zeegras woelend aan je voeten, een zachte wind die aan je kleren trekt. Je bent volstrekt alleen, maar zonder de levenden te hoeven missen want je bent een door de wind voortgedreven god.

zondag 7 oktober 2012

Rumoer



Een vreemd moment was dat vandaag, toen ik de kamer inliep en me ineens realiseerde dat alle geluid om me heen verstomd was. Helemaal niets was er te horen; geen kinderen op straat, geen auto´s, ook geen gestamp van het veldje verderop waar ze een tennisbaan aanleggen. Zelfs de vogels waren stil en nergens te bekennen. De enige beweging buiten was het vredig, zwijgend wuiven van wat loof in de tuin.
Het moment duurde zo lang dat ik de mogelijkheid begon te overwegen van een chemische bom die alle leven op straat gedood had, zo allesoverheersend was de stilte. Op tafel lag een stapel ongelezen kranten, het bijeengespaarde rumoer van een week of wat. Aan bed gekluisterd door griep als ik was geweest tijdens de afgelopen dagen had mijn hoofd niet erg naar kranten gestaan, hoogstens naar de laatste roman van Julian Barnes.
Ik schoof de stapel naar me toe en zette me aan het lezen. Veel van dit inmiddels ruimschoots achterhaalde nieuws betrof nog steeds de recessie die, zo begrijp ik, inmiddels alweer in een recessie verkeert. Je hoort of leest trouwens weinig over de échte reden van de recessie: welvaart. Of zou de gemiddelde Afrikaan of Aziaat niet de schouders ophalen bij het nieuws dat wij in Europa van volle naar halfvolle melk over moeten gaan? Komen ze daar mooi van hun vetzucht af, zal hij hoogstens denken.
Ik lees verder. Een man uit het Brabantse Diessen slaat een inbreker in zijn huis dood. Half Nederland juicht, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voorop. En in het Groningse dorp Haren vond een kleine veldslag plaats nadat via Facebook was opgeroepen tot een feestje. Vanwege deze zogenaamde slag om Haren kwam de rol van de sociale media onder vuur te liggen.
Ach, ik weet nog hoe blij we met die rol waren toen er een jaar of wat geleden in Egypte een revolutie mee werd beslecht. Zelf maak ik maar matig gebruik van al die sociale media maar als we elkaar nog berichten per postduif zouden sturen, zouden we dan bij elk ongunstig bericht overwegen om de postduif te slachten? Elk communicatiesysteem kent zo zijn uitwassen die we grootmoedig op de koop toe dienen te nemen: we kunnen het bijna niet meer stellen zonder e-mail maar we kunnen heel goed zonder spam. We zijn blij met de telefoon: we zijn niet blij met hijgers en telemarketeers. Een kwestie van schiften.
Nog maar een krant proberen. Om de volgorde bekommer ik me niet al te veel. Europees parlementsvoorzitter Martin Schulz veroordeelt de inhoud en verspreiding van Innocence of moslims, de film die de profeet Mohammed in een kwaad daglicht stelt. Waarom, zo vraag je je af, laat deze politicus het niet bij een inhoudelijke veroordeling? Dat de film een monument is van slechte smaak lijkt trouwens helemaal niemand te betwijfelen, maar wat zou je dan  graag zien dat onze volksvertegenwoordigers met hetzelfde vuur het recht op vrije meningsvorming verdedigen als orthodoxe moslims hun profeet.
En topcrimineel Willem Holleeder gaat in College Tour optreden. Hij had al een column in het kwaliteitsblad Nieuwe Revu gekregen dus dit was een logische volgende stap. De volgende zal zijn dat hij te zien is in Sterren Springen want van crimineel tot cultfiguur is een korte weg, zeker in dit mediatijdperk. Het laat zich alleen wel moeilijk rijmen met de bijval die een man uit Diessen krijgt wanneer hij een inbreker dood slaat.
Ik keek weer uit het raam, voor alle zekerheid. Nog altijd niets te zien of te horen. De bom had zijn werk grondig gedaan. Het laatste artikel waar mijn oog aan blijft haken gaat over haaien. Nieuws over dieren stemt me meestal blij maar deze keer niet. Australië, lees ik, overweegt alle grote haaien in haar kustwateren preventief te gaan doden. Omdat er nogal wat dodelijke slachtoffers vielen onder badgasten de afgelopen jaren. Ik ben voor het preventief vaccineren tegen griep maar iets in mij verzet zich hevig tegen het idee van het afschieten van weliswaar gevaarlijke maar verder volmaakt onschuldige dieren. Volgens hetzelfde principe kun je besluiten om alle in het wild levende tijgers preventief af te schieten, en alle dierentuintijgers erbij want ook in dierentuinen vallen slachtoffers. Laatst sprong een vent een tijgerkooi binnen en werd daarbij half opgevreten. Zeker, hij was helemaal vrijwillig die kooi ingesprongen, maar is dat niet precies wat die badgasten doen, zich vrijwillig binnen het territorium van levensgevaarlijke dieren begeven?

Ik schuif de stapel kranten terzijde en ga voor het raam staan, vastbesloten te wachten tot er zich iets roert. En ja hoor, na een minuut of wat schuift er eindelijk een wandelaar in beeld, meteen gevolgd door een fietser met een aktentas achterop zijn snelbinder. Een busje met het opschrift ´Aardappelen van Piet´ valt luid klepperend de straat binnen, daarmee definitief de ban van de stilte doorbrekend.
Het rumoer hernam zich, ook hier.